Goede zinnen maken
A: 1 werkwoord, niveau 1
AA - Onderwerp + persoonsvorm
AB - Inversie
AH1 - Herhaling
deel1
AH2 - Herhaling deel2
B: 1 werkwoord, vragen
BA - Ja/Neen
vragen
BB1 - Vraagwoorden deel1
BB2 - Vraagwoorden deel2
BH1 -
Herhaling deel1
BH2 -
Herhaling deel2
C: 1 werkwoord, extra typen
CA - Er-zinnen
CB - Scheidbare
werkwoorden
CC - Zich-zinnen
CH1 - Herhaling deel1
CH2 - Herhaling deel2
D: 1 werkwoord, hoger niveau
DA -
Extra gewone zin
DB -
Extra inversie
DC -
Extra vragen
DH1 -
Herhaling deel1
DH2 - Herhaling deel2
E: herhaling A/D
EH1 -
Herhaling deel1
EH2 -
Herhaling deel2
EH3 -
Herhaling deel3
EH4 -
Herhaling deel4
EH5 -
Herhaling deel5
EH6 -
Herhaling deel6
F: 2 werkwoorden, niveau 1
FA - Hulpwerkwoord
+ infinitief
FB - Werkwoord + infinitief
FC - Voltooid tegenwoordige tijd
FH1 - Herhaling deel1
FH2 -
Herhaling deel2
G: 2 werkwoorden, niveau 2
GA - Te + werkwoord
GB - Is .. aan het
GH1 - Herhaling deel1
GH2 - Herhaling deel2
H:
2 werkwoorden, niveau 3
HA - Infinitief +
te
HB -
Om te
HH1 - Herhaling deel1
HH2 -
Herhaling deel2
I: herhaling F/H
IH1 -
Herhaling deel1
IH2 -
Herhaling deel2
IH3 -
Herhaling deel3
IH4 -
Herhaling deel4
J: samengestelde zinnen,eerste groep
JA - Negatie
JB - Voorwaardelijke
zin
JH1 - Herhaling deel1
JH2 - Herhaling deel2
K:
samengestelde zinnen, indirecte rede
KA -
Dat
KB -
of
KC -
Wat, welke, wie
JK1 -
Herhaling deel1
JH2 -
Herhaling deel2
L:
samengestelde zinnen, vervolg
LA - Ondergeschikte
zinnen (tijd)
LB - Ondergeschikte zinnen (gevolg)
LH1 - Herhaling deel1
LH2 - Herhaling deel2
M: betrekkelijke bijzinnen
MA - Onderwerp +
die
MB - Onderwerp + waar, waarin, waarmee
.
MH1 -
Herhaling deel1
MH1 - Herhaling deel2
N:
herhaling J/M
NH1 -
Herhaling deel1
NH2 -
Herhaling deel2
NH3 - Herhaling deel3
NH4 -
Herhaling deel4
O: extra
OA - Passieve
zinnen
OB - Zinnen met 3 werkwoorden